My biggest challenge. What is or will be your biggest challenge ?
Picture two men in a tiny boat on the vast Atlantic Ocean. They have nothing but some food, medicines and a satellite phone. Apart from the constant rolling waves and clouds sailing by overhead, there is nothing to be seen for miles around. On departing Africa they had passed four tankers, but since then are alone at sea. Their entire world now consists of wind angle, wind speed, wind direction, cold food and painful hands. Wounds have become impossible to keep track of, as salt burrows into small, open sores, eating their skin right to the bone. Disinfectant soap can barely do its job and rubber gloves fail as the sheets snap through them. Feet suffer too but they, at least, are spared the force of the lines. Wind conditions are good. An extra large spinnaker helps this record-breaking attempt to get from East to West as fast as possible, as they sail from Africa to Guadeloupe, crossing this enormous puddle expanse of water.
For the last eleven days, these sailors have looked at their colourful sail and for eleven days straight they have not slept more than 1 hour a night. Taking turns, they crawl into a sleeping bag on one of the wings, however the constant spray wakes them time and again.
A splash of water in the face will wake even the most fatigued sailor. They are close to exhaustion, yet the end is not in sight. A storm alert comes in over the phone, and from the comfort of a warm, dry office in the Netherlands, the weatherman says there is “no need to worry.” “Waves won’t be higher than a meter or two, maybe three.” The sailors, who take a break each morning at dawn to eat and drink their coffee that day, turn to the horizon. Still no clouds in sight. They roll off their overalls, rub on soap and empty their bladders. Then they return to the waves, on a tiny boat of merely two hulls and a trampoline.
24 hours later, their calm and faith in a good outcome has been shattered and they are worried – very worried. The storm is much heavier than predicted. Wind speed increases to a force eight, with waves reaching heights of four to five meters. The open catamaran struggles to take on the huge waves, as they repeatedly break over the boat, immersing it in tons of water. Whilst the water is not particularly cold, one of the sailors becomes increasingly so, as he painstakingly pumps water from the hulls. Following a collision on the first night, they are taking in 50 litres of water a day. They have the leak under control, but haven’t found its source yet. The wind is howling in their ears and the sun sinks, taking the light with it. The storm continues. After two days, both men are completely drained, battered by unrelenting waves, unbearable tension and intense cold. The French sailor’s teeth chatter uncontrollably and they identify hypothermia as yet another threat.
No longer thinking about their record attempt, survival becomes the ultimate goal. A spinnaker is sacrificed to make a sea anchor and the chute dragging behind the boat is slowing them down ever so slightly. They pull another spinnaker out to act as a blanket and prevent themselves from becoming too cold and lethargic. The sailors huddle closely together under this cover, atop the trampoline, while the waves play gleefully with their new toy. The waves lift the boat up, slam it into the trough of a wave and then break, roaring over it. They do so mercilessly for an entire day and night. Amidst the chaos, the sailors manage to prepare their ration of hot meals, pulling open cans that automatically heat and gulping in spoonfuls of the stodgy food. Having drunk some water they crawl back under the thin cover. Finally, the storm dissipates and calmness returns to the sea and the boat. On the dawn of their fifteenth day at sea, the sailors see the most beautiful sight they could ever wish for, the contours of a twenty meter yacht sailing towards them.
On the deck relatives, friends and photographers wave enthusiastically, with tears in their eyes. They are thrilled at the sight of this miniscule boat with its two sailors, still alive. A new world record is established and the sailors have, as they would later say themselves, ‘sailed from hell to heaven.’
Postscript:
Dutch sailor Hans Bouscholte (36) and his French crewman Gerard Navarin (43) set the world record for crossing the Atlantic in an open catamaran, when on the early morning of February 6, 1999 after 15 days, 2 hours and 26 minutes they reached the finish line in Guadeloupe. The brave duo, on January 22, 1999 at 12.35, launched the 5,000-kilometer crossing from Dakar, Senegal. They beat the previous 1986 record by three days, 21 hours and 34 minutes. This was the fourth time a sailing duo had undertaken this monstrous trip. They did so on a sailing boat measuring 6,07 meters long and 3 meters wide (5.75 meters including the wings) defying the waves, physical discomfort and leakage.
Twee mannen in een heel klein bootje op de wijde, Atlantische Oceaan met niets anders bij zich dan wat eten, medicijnen en een Iridium telefoon. Niets is er in de wijde omtrek te bespeuren, behalve die nooit aflatende aan rollende golven en de overzeilende wolken.
Bij vertrek uit Afrika zijn ze vier tankers gepasseerd en daarna is het leeg gebleven op zee. Hun wereld bestaat uit windhoek, windsterkte, windrichting, koud eten en pijnlijke handen.
De wonden zijn niet bij te houden. Kleine, open zweertjes, waarin het zout zich nestelt en de huid tot op het bot wegvreet. De desinfecterende zeep kan zijn werk nauwelijks doen, de rubberen handschoenen ten spijt. De schoten snijden door het rubber heen. Ook de voeten hebben te lijden, maar die missen tenminste de spanning van de lijnen. De wind is goed, niet te hard, niet te zacht. De extra grote spinaker doet goede diensten voor hun recordpoging: zo snel mogelijk van oost naar west, van Afrika naar Guadeloupe deze immense plas overvaren.
Al elf dagen kijken deze zeilers tegen hun gekleurde zeildoek aan. In die elf dagen hebben ze niet meer dan twee uur per nacht geslapen. Om beurten mogen ze ’s nachts op een van de vleugels in de slaapzak kruipen, maar het overslaande buiswater maakt hen keer op keer wakker.
Een natte plens water in het gezicht houdt zelfs de meest vermoeide zeiler uit zijn slaap. Ze zijn de uitputting nabij en het einde is nog niet in zicht. Via de telefoon krijgen ze een stormmelding. ‘Maak jullie niet ongerust,’ zegt de weerman vanuit zijn droge, warme kantoor in Nederland, ‘de golven zullen niet hoger zijn dan een meter of twee, drie.’ De zeilers, die iedere ochtend tegen de dageraad een pauze inlassen om wat te eten en het enige kopje koffie van de hele dag te drinken, turen naar de horizon. Nog geen wolken in zicht. Ze stropen op hun gemak hun pakken af, smeren zich met de zeep in, legen hun blaas en dan gaan ze weer, voort over de golven, op hun kleine bootje, dat bestaat uit slechts twee rompen en een trampoline.
Vierentwintig uur later is er niets van hun rust en vertrouwen op een goede afloop over. Ze maken zich ongerust, heel ongerust. De storm is veel heftiger dan voorspeld. De wind neemt toe tot windkracht acht; de golven bereiken hoogtes van vier, vijf meter.
De open catamaran komt niet tegen de golven op. De brekers dompelen het bootje keer op keer in tonnen water, dat niet koud is, maar toch krijgt de ene zeiler het kouder en kouder. Hij pompt met moeizame gebaren het water uit de rompen.
Sinds ze de eerste nacht ergens tegenop zijn gevaren, maken ze vijftig liter water per dag. Ze hebben het lek nooit kunnen ontdekken, maar wel onder controle gekregen. De wind huilt om hun oren. De zon zakt weg en neemt het licht mee.
De storm blijft. Na twee dagen zijn de beide mannen totaal uitgeput, murw gebeukt door de golven, de spanning en de kou. De Franse zeiler klappertandt en kan niet meer stoppen. ‘Onderkoeling’, constateren de zeilers en ze weten welk gevaar dreigt.
Aan hun record denken ze allang niet meer; overleven is hun doel. Dus offeren ze een spinaker op om er een drijfanker van te maken. Het doek achter de boot remt hen iets af. Een andere spinaker trekken ze tevoorschijn als deken, als redmiddel tegen de kou en de levenloosheid.
Dicht tegen elkaar aan gekropen liggen de zeilers onder het doek op de trampoline, terwijl de golven opgetogen met hun nieuwe speeltje tekeer gaan. Ze tillen het bootje op, slaan hem in een golfdal en breken dan bulderend over hem heen. Dat doen die golven nog een dag en een nacht lang. In de chaos lukt het de zeilers wel hun noodrantsoen van warme maaltijden klaar te maken. Ze trekken de blikken open die zich vanzelf verwarmen en lepelen met grote happen de prut naar binnen.
Ze drinken wat water en kruipen weer onder hun dunne doek. Dan, eindelijk, bedaren de storm en de zee. En als de dageraad van hun vijftiende dag op zee zich aankondigt, zien de zeilers het mooiste uitzicht dat ze zich hadden kunnen wensen:
de contouren van een twintig meter lang zeiljacht, dat hen tegemoet komt varen.
Op het dek staan familieleden, vrienden en fotografen te zwaaien met de tranen in de ogen. Ze zijn ontroerd bij het zien van dat miniscule bootje en twee levende zeilers, die een wereldrecord hebben gevestigd en nu, zoals ze later in hun eigen woorden zouden zeggen ‘van de hel naar de hemel varen’.
Naschrift:
De Nederlandse zeiler Hans Bouscholte (36) en zijn Franse bemanning Gerard Navarin (43) zetten het wereldrecord van de Atlantische oversteek in een open catamaran op hun naam,
toen ze in de vroege ochtend van 6 februari 1999 na 15 dagen, 0 uur en 26 minuten de finishlijn bij Guadeloupe bereikten. Het moedige tweetal was op 22 januari 1999 om 12.35 uur bij het Senegalese Dakar van start gegaan voor de 5000 kilometer lange oversteek. Ze verbeterden het oude record uit 1986 met drie dagen, 21 uur en 34 minuten. Dit was de vierde keer dat een zeilduo de monstertocht ondernam en op een zeilbootje van 5,7 meter lang en drie meter breed (5,75 meter inclusief de vleugels) golven, lichamelijke ongemakken en lekkage trotseerden.